vrijdag 22 juli 2011

The broken clock is no comfort


Het was geen bijzondere dag. Het was een woensdag, al had het net zo goed een maandag of een donderdag kunnen zijn. Hij werd wakker in de verkeerde helft van het bed. Alweer. Hij sliep rechts, en toen hij wakker werd keek hij tegen het verkeerde nachtkastje aan. De kapotte klok die erop stond vond hij vreselijk. Hij stond stil op 10 voor 3, en wees dus nooit de goede tijd aan. Om 10 voor 3 was hij op kantoor, of lag hij al in bed. Althans, dan hoorde hij in bed te liggen. Steeds vaker schrok hij op uit zijn dagelijkse roes als hij de wijzers van de klok in die pijnlijk herkenbare stand zag staan. Ze vormden een soort trechtertje, alsof al zijn goede herinneringen daar door wegstroomden als hij er naar keek.
Zo ook vandaag. Het was officieel geen woensdag meer, maar donderdagochtend. De bruine klok met de kitscherige wijzers haalden hem uit zijn trance, en hij keek om zich heen. Het flauwe lachje van de barman herkende hij. Een goed teken, en een blik op zijn glas bevestigde zijn vermoeden. Hij had nog niet teveel gedronken. Zijn whisky zat nog voor drie kwart vol, en hij kon maar één ander leeg glas in zijn buurt vinden.
'Je bent weer onder ons, zie ik?'
'Je kent me te goed. Hoe laat ben ik hier binnengekomen?'
'Kwart over 2. Je haar zat nog goed, je stropdas hing los, maar je had nergens schrammen of bloederige vlekken op je overhemd.'
'Kijk eens aan. Klinkt als een goede dag.'
De barman lachte. 'Daar proosten we op!' Hij pakte een glas uit de wasbak, droogde hem af en vulde hem voor een kwart met cognac. Ze tikten hun glazen tegen elkaar aan en namen een slok.
Het lichte branden van de whisky deed hem goed. De warmte verspreidde zich van zijn slokdarm naar de rest van zijn lichaam, ook al zat er al wat alcohol in zijn bloed. Tegenwoordig herinnerde hij zich alleen deze nachtelijke bezoeken aan de kroeg. Vrienden kwamen nooit langs, en hij kon zich ook niet herinneren of hij die überhaupt nog had. Elke morgen, als hij wakker werd in de linkerhelft van het bed, stond hij op, maakte hij zijn ontbijt (wat slechts routine was; zijn eetlust was hij allang kwijt), en ging naar zijn werk. Hij was de assistent-manager bij een verzekeringsmaatschappij, en zijn taken bestonden vooral uit het ordenen van gegevens en het plegen van hersenloze telefoontjes. Zijn baas was aardig, zijn collega's ook, maar het deed hem niets. Hij had misschien nog wel liever dat iemand een keer goed tegen hem schreeuwde; wellicht zouden de woorden kleine gaatjes prikken in het pantser dat hij bewust had aangemaakt, maar wat hem nu verstikte.
Wat hij in de avond deed, wist hij niet. Hij had geluk als hij hier binnen kwam stommelen, omdat de barman wat ijs voor hem kon halen als hij had gevochten, was gevallen of andere verwondingen had. Als hij huilend binnenkwam bracht de barman hem naar het donkerste hoekje van het café, als hij lachend binnenkwam wachtte de barman net zo lang tot hij ophield en vertelde wat er echt aan de hand was. En dat was nog op de goede dagen. Soms kwam hij binnen met zijn bruine ogen gefixeerd op iets dat zich achter de barman leek te bevinden, zonder iets te zeggen en niet eens in de staat om te zitten, om zich te concentreren op de bewegingen van zijn ledematen, die niet van hem leken te zijn. De barman zorgde dan dat de bar niet om 4 uur dichtging, zoals gewoonlijk, maar open bleef tot de volgende ochtend, totdat de man zonder levenslust zo moe was dat hij een taxi voor hem belde en hij veilig naar huis kon.
Dus ja, dit was een goede dag.
'Hoe gaat het met je kinderen?'
De barman nam een slok van zijn cognac voordat hij zei: 'Prima. Het zijn zulke schatjes, maar Jim heeft de aandachtsboog van een tandenstoker. Je zegt één ding tegen hem, en hij is alweer bezig met het andere.'
'Ach joh, alle kinderen hebben zo'n fase...' Ze praatten over ditjes en datjes, koetjes en kalfjes, er zat niet genoeg whisky in zijn bloed om over dingen te praten die hem echt bezig hielden. Maar dat was niet erg. Vandaag was een goede dag.

Ze waren net bezig de nieuwe sigarenreclame te keuren die tegenover de kroeg op de muur geplakt was, toen ze kwam binnenlopen. Ze leek niet te passen in het vaste ensemble; haar bruine haar glansde in het gedimde licht, haar jasje van witleer was overduidelijk van goede kwaliteit, ook al zaten er wat lichte vegen op, en de tas die om haar schouder hing was ongetwijfeld twee keer zo duur als het appartement van de man die de whisky losjes in zijn hand had. Haar groene ogen lieten daarentegen zien dat ze niet helemaal uit haar plaats was. Een soort pijn stond in haar ogen die alleen zichtbaar was voor degenen die wisten wat voor pijn dat was.
'Stoor ik jullie? In de andere café's waar ik binnenliep zaten óf lawaaierige travestieten óf enge heroine-junks. Ik wil gewoon even zitten zonder spuiten of nep-vullingen om me heen.'
De mannen wisten over welke café's ze het had. 'Natuurlijk niet. Kom binnen.'
Er viel een zichtbare spanning van haar af. 'Fijn. Ik kan nergens anders heen.'
De flinterdunne hakken van haar Louboutins tikten zachtjes op het hout van de kroeg. 'Een droge witte wijn alstublieft.' Ze kroop op de barkruk naast de man die nog steeds niet van zijn whisky had gedronken. 'Ach, waarom zou ik ook de nette dame uithangen. Ik heb wat sterkers nodig dan dat. Wodka, alsjeblieft.'
'Komt eraan.' De barman begon met glazen te rommelen en schonk de wodka in.
De hele tijd had de man de vrouw bestudeerd. Nou ja, de vrouw; hij zag dat ze veel te jong was om voor iemand van zijn leeftijd door te gaan, en onder haar make-up zat een meisje van hooguit 21. Alhoewel ze erg knap was, keek hij niet naar haar met de ogen van een jager. Meer met de ogen van een lotgenoot, van iemand die een goede vriend van haar geweest zou kunnen zijn als hij 30 jaar jonger was. In haar lichaamstaal zag hij niet het meisje dat ze ongetwijfeld had willen zijn.
'Je ziet er niet uit alsof dit je hobby is.'
Ze zette het glas wodka langzaam neer. 'Wat bedoel je?'
'Dit. Wodka drinken, om kwart over 3, in een kroeg, op woensdag. Je ziet er niet uit alsof je dit vaker doet, of leuk vindt.'
'Ik ken niemand die dat leuk vindt.'
Hij kuchte. 'Ik ken genoeg mensen van jouw leeftijd die het als een sport zien.'
Een flauwe glimlach wist ze nog net op haar gezicht te krijgen. 'Daar heb je een punt.'
Ze namen allebei nog een slok. De zalmroze lippenstift van haar liet een vage afdruk achter op haar glas, dat ze afwezig afveegde met een smoezelig servetje.
De barman zette een bakje pinda's voor haar neer. 'Het is niet veel, maar je ziet eruit alsof je wel wat in je maag kunt gebruiken naast alcohol.'
'Dat is waar. Bedankt. Ik ben vergeten avondeten te halen.' Ze pakte een handjevol pinda's en stopte ze in haar mond.
'Vergeten?' vroeg de barman. 'Had je geen honger dan?'
'Jawel, niet heel veel ,maar wel een beetje. Het kwam gewoon niet in me op om avondeten te halen.' Ze keek de man die naast haar zat aan. 'Suf he? Je zal vast denken dat ik gek ben.'
De laatste keer dat hij een week achter elkaar elke avond gegeten had, kon hij zich niet meer herinneren. 'Nee hoor.'
'Ik ga even het inventaris bekijken achter, blijf gerust zitten hoor.' De barman liep weg, de man en het meisje bleven zitten met hun glazen al bijna leeg.
De man voelde dat zijn maag ging rommelen, en kuchte luid om het geluid ervan te overstemmen. 'Hier verderop is een tentje dat nu nog open is. Ik wil niet de vieze oude man uithangen, maar we kunnen daar wel even wat eten? Pinda's zijn niet heel bevredigend op een lege maag, lijkt me.' Sterker nog, hij wist het zeker. Hij had het vaak genoeg zelf voor zijn neus geschoven gekregen.
Ze glimlachte. 'Heb je goed gezien. Wat voor restaurant is het?'
'Restaurant is een groot woord voor kleffe patat en knoflooksaus met shoarma.'
'Dan ga ik voor de eerste.'
'Heel goed. Dat is hun specialiteit.'
Ze lachte nu hardop. 'Zullen we gaan?'
Hij stond op van zijn kruk. 'Prima, ik zeg even gedag tegen de barman. Doe je jas alvast maar aan, misschien is het koud.'
'Ik heb hem nog aan.'
Hij keek haar quasi-arrogant aan. 'Klein detail.' Haar witte tanden kwamen weer tevoorschijn toen ze glimlachte, en hij liep naar de ruimte achter de bar. De barman zat op zijn hurken de flessen Baileys te tellen.
'Ik ga even wat te eten halen bij Al Louhr-i, samen met...' Hij wist niet eens hoe ze heette. 'Dat meisje, neem ik aan?' zei de barman grappend. 'Ik heb niemand anders gezien hier.'
'Dat meisje ja. Tot morgen.'
De barman kwam overeind en legde zijn hand even op zijn schouders. 'Ik hoop het niet. Maar dat weet je.'

Alle nachten in de lente zijn koud, vooral de eerste nacht van de lente, maar voor een avond in maart was het best te doen. Ze waren al bijna bij Al Louhr-i, en de buitenlucht deed hen goed.
'Zit je vaker in die kroeg?' vroeg ze aan hem.
Hij aarzelde even, maar besloot toen dat hij de kans niet vaak meer zou krijgen om zijn hart te luchten. Hij wist alleen niet of hij het wou. 'Ach, ik kom er wel eens meer, ja. Doe jij dit vaker?'
'Vroeger ging ik wel eens 's nachts naar buiten, ja. Maar altijd met verkeerde vriendjes of nog foutere vriendinnen. Op een gegeven moment bleef ik binnen...' Ze bleef even stil. '...Omdat dat beter uitkwam. Vanavond is de eerste keer in maanden dat ik tot laat op straat rondzwerf. Oh, volgens mij zijn we er.'
De aftandse neon-letters van Al Louhr-i hingen nu inderdaad boven hun hoofden. Een mollige man met een drie-dagen-baardje stond achter de frituur. Ze liepen naar binnen, en ze trok haar portomonnee. 'Wat wil jij? Ik trakteer.'
'Ooh, dat hoeft...'
'Nee, ik sta erop. Ik had ook tussen travestieten terecht kunnen komen vanavond, weet je nog?'
'Heb je een punt. En als je er echt op staat: geef mij maar een lekkere bak kleffe patat.'
Ze wendde zich tot de mollige man. 'Twee patat alstublieft'.
Even later liepen ze de straat weer op. Al lopend aten ze hun friet, die in de kortste keren overal aan geplakt zat.
'En, is het lekker?' vroeg hij.
'Het is warm en het vult m'n maag, daar hou ik het voorlopig op.'
'Je had m'n hart gebroken als je het lekker had gevonden.' Ze lachten allebei harder dan dat ze van plan waren.
Hun lege bakjes werden in een neongroene prullenbak gegooid en ze gingen allebei op het bankje ernaast zitten.
Het meisje trok haar neus op, alsof ze iets vies rook. 'Wie verzint er nou weer neongroene prullenbakken?'
De man lachte. 'Kleurenblinde apen misschien.' Zijn lach ebde weg, en de serieuze uitdrukking kwam weer terug op zijn gezicht. 'Ik kan er nog langer omheen draaien, maar waarom ben je nu niet thuis, of op een veiligere plek? Voor hetzelfde geld ben ik een vieze pedofiel of was je nu allang beroofd door enge travestieten.'
Haar lach gleed ook van haar gezicht, en ze boog haar hoofd om naar de grond te kijken, alsof daar iets interessants gebeurde. 'Mijn broertje is weg.'
Een steek in zijn maag deed hem een beetje ineenkrimpen. 'Oh.' Meer kon hij niet uit zijn mond krijgen.
Ze pulkte aan haar gemanicuurde nagels. 'Niet weg als in... nou ja... voor altijd weg, alhoewel ik dat niet zeker weet.' Een diepe zucht deed haar hoofd nog dieper buigen en haar schouders nog lager zakken. 'Drie jaar geleden begon hij stemmen te horen. Eerst nog onschuldig, maar die stemmen bevolen hem om dingen te doen die hij niet wou. Dingen stelen, in de fik zetten, en weglopen. In de momenten dat de stemmen hem met rust laten, was hij weer een klein jongetje dat alleen maar kon huilen. Ik kon dat niet aanzien, en ging steeds vaker weg van huis. Tot hij op een avond aan mijn bed kwam, toen ik er wel in lag. Hij durfde niet meer alleen te zijn, omdat de stemmen tegen hem zeiden dat hij zichzelf wat aan moest doen. Ik heb meteen mijn matras naar zijn kamer gesleept en heb daar de afgelopen maanden geslapen. Het leek goed te gaan, tot vorige week. Hij werd midden in de nacht wakker en draaide helemaal door...' Ze wachtte even tot de tranen die in haar ooghoeken waren verschenen weer weggingen. Met een verstikte stem ging ze door. 'Hij gooide zichzelf tegen de muur en sloeg overal tegen aan... Het was verschrikkelijk. Het kon echt niet zo verder, en hij is vanmiddag naar een noodopvang gegaan. Ik mis hem nu al, en we mogen maar één keer per week op bezoek komen.'
Ze stond op en begon voor het bankje rond te lopen. 'Ik wou gewoon dat ik de tijd terug kon spoelen naar een goed moment, dat het gewoon nog makkelijk was. De tijd op pauze zetten, en dat eeuwigdurende moment in m'n geheugen prenten. Die kleine dingen lijken altijd weg te glippen in je gedachten.'
Ze stond stil voor hem. 'Huil je nou?'
Hij kuchte. 'Nee, de nachtlucht maakt m'n ogen altijd een beetje droog.' Hij stond ook op. 'Ik vind het echt vreselijk voor je. Ik weet niet hoe ik dat mooier of poëtischer kan zeggen, maar ik ben niet goed met woorden en gevoelens enzo.'
Ze keek hem lang aan. 'Hoe komt dat?'
'Ooh, oude-mensen-gedoe. Daar ga ik je echt niet mee lastigvallen.'
'Ik ben wel wat gewend.'
'Daar twijfel ik niet aan. Kun je dansen?'
'Pardon?' Ze keek hem verbaasd aan.
'Of je kunt dansen. En dan bedoel ik geen paringsdans met kleren aan, zoals sommige mensen van jouw leeftijd dat doen, maar dansen zoals oude sullen als ik dat nog doen. Het laat me beter voelen, en misschien helpt het ook voor jou.'
Ze aarzelde. 'Stijldansen bedoel je? Dat heb ik nog nooit gedaan...'
'Voor mij is het ook een hele tijd geleden. Maar je komt niet elke dag een proefkonijn tegen om het weer op te pakken.'
'Daar heb je een punt. Ik waag het erop.'

Een uur later had hij haar de basis van het stijldansen uitgelegd, en in het flauwe licht van de maan en straatlantaarns dansten ze onhandige rondjes onder veel gelach.
'Weet je wat ik zo leuk vind aan dansen?' Het meisje sprak als een volleerd danseres, terwijl ze een kwartier geleden nog over haar eigen voeten (gehuld in hoge hakken, dat wel) was gestruikeld.
'Behalve dat je mij er een plezier mee doet? Vertel.'
Ze bleef stil staan. 'Je moet je concentreren op wat je doet. Waar je je handen laat, welke kant je opgaat, waar je voeten naartoe moeten... Je hebt geen tijd om over andere dingen na te denken. En zo moet het zijn toch? Niet bezig zijn met je verleden of je toekomst, maar alleen bezig zijn met dansen.'
Ze had het helemaal door. Hij liet niet merken dat dat de reden was waarom hij zo graag weer een keer wou dansen. Het doorbrak de roes van de dag, maar op een fijnere manier dan 10 voor 3. Het was een hele tijd geleden dat hij had gedanst, en dat had zeker bijgedragen aan zijn slechte gemoedstoestand.
'Ik heb gelijk he? Ik zie het aan je gezicht.'
'Je hebt zeker gelijk.'
Ze ging weer op het bankje zitten, en nu was hij degene die ervoor stond. 'Het is zo moeilijk om te accepteren dat de tijd doorgaat, terwijl jij nog terug wil', zei ze. Ze keek hem aan. 
'Maar ik denk dat we eens eerlijk tegen onszelf moeten zijn. Heeft het voor ons zin om hier te blijven hangen? Ik weet niet wat er gebeurd is in jouw leven, maar aan je ogen te zien hebben ze heel wat pijn moeten zien. Je handen hebben dingen aangeraakt of gedaan die ze liever niet hadden gewild. Wat ligt er voor ons in de toekomst dat zo slecht is dat we het niet aankunnen?'
Ze stond weer op. 'Ik denk dat we allebei moeten accepteren dat de tijd weer doorgaat. Je mag me verbeteren als het niet zo is, maar ik krijg niet de indruk dat jij leeft. Je bestaat, maar je gedachten zijn ergens waar het beter was. Heb ik gelijk?'
Hij legde zijn hand op haar schouder. 'Meer dan je denkt. Laten we meteen beginnen.'
'Hoe bedoel je?'
'Ik bel een taxi voor ons, we gaan slapen en morgen beginnen we opnieuw. Morgen gaat onze tijd in, en we accepteren dat die tijd er is. Heb je morgenavond wat te doen?'
Ze lachte. 'Je bedoelt vanavond? Het is al bijna 5 uur in de morgen.'
'Dat bedoel ik. Kom vanavond om 7 uur naar dit bankje, en dan vertellen we hoe we vandaag hebben geleefd. Deal, meisje?'
'Deal, oude man. Laten we snel gaan voordat de eerste honden-uitlaters komen en ons aanzien als een pooier en een gold digger!'
Hij keek haar verward aan. 'Zie ik eruit als een pooier?'
'Nee, natuurlijk niet! Het was een grapje. Jij moet vandaag maar eens veel grapjes proberen te maken, misschien word je er goed in!'
Ze stompte hem plagerig op zijn schouder. 'Kom op, ouwe. Je moet je dutje gaan doen.'

Thuis aangekomen keek hij op zijn wekker. Half zes. Hij twijfelde, maar hij wist dat hij het moest doen.
In de onderste la van de kast vond hij de foto. Ze was mooi, zoals hij haar altijd herinnerde. Maar dat was geen verrassing: degene waarvan je houdt herinner je nooit als een lelijke heks.
Hij drukte zijn lippen tegen het stoffige lijstje, en opeens kwamen de tranen. Hij snikte, en het snikken ging langzaam over in het happen naar adem. Samen met het fotolijstje bleef hij op de grond liggen en zijn overhemd werd kletsnat van de tranen.
Toen het ergste over was, stond hij weer op. Het meisje had gelijk. Hij had te veel geleefd in de herinneringen die hem zo dierbaar waren, te bang om verder te leven zonder de vrouw die hem overal doorheen gesleept had. Ook toen ze zelf ziek was. Toen hij wanhopig aan de linkerkant van het bed zat en naar haar keek terwijl ze alsmaar magerder werd, stelde zij hem gerust. Hij zou het ook redden zonder haar, zei ze. Hij wist dat het niet ging lukken, en de maanden na haar dood wist hij niet eens meer of hij wel bestond.
Hij liep naar het verkeerde nachtkastje en zette de foto erop. Hij zou doorleven, voor haar, en uiteindelijk voor zichzelf. Dat was hij hen allebei verplicht.
Voordat hij zijn bed instapte, aarzelde hij even. Toen liep hij weer terug naar het nachtkastje en wond het klokje op. Hij liep weer naar zijn helft van het bed, ging liggen, en voordat hij het licht uitdeed keek hij naar het klokje dat hem zoveel leed had bezorgd. 
9 voor 3.
Zijn tijd was ingegaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten